verslag meet-up meppel spoort!
Oktober 2025 | tekst: Heleen de Wit | beelden: Sprekers
Vrijdagmiddag 19 september, misschien wel de laatste lekker warme en zonnige dag van 2025. De zaal van Stad & Esch stroomde vol, maar kennelijk had het zonnetje ook wat aanmelders van gedachten doen veranderen… We zaten klaar voor de meet-up Meppel spoort! om ons onder leiding van dagvoorzitster José Martin te buigen over 3 weinig voor de hand liggende vragen betreffende het stationsgebied van Meppel.
Dat het onderwerp sterk leeft én actueel is, bleek uit het feit dat het College van B&W van Meppel drie dagen eerder, op 16 september, de regiodirecteur en een lid van de raad van bestuur van de NS met hun team ontving voor een werkbezoek aan Meppel. Het zou gaan over… precies! de gebiedsontwikkeling rond station Meppel. Het leek wel het ‘voorprogramma’ voor de meet up Meppel spoort!
Kijken naar kansen
Dagvoorzitster José Martin: spoort Meppel wel??? Station Meppel is bekend van de ‘flessenhals’, de plek waar het zo vaak misgaat. Maar dat gaat aangepakt worden: er zijn nu 3 sporen maar dat worden er meer en er is geld voor. Maar is dat genoeg? Wat kun je met het station, met de omgeving, het hele gebied? Er liggen kansen om verder te kijken dan alleen die extra rails. Dat is de bedoeling van deze middag: kijken naar de kansen. José Martin heeft eerst nog een waarschuwing: het wordt geen middag van lui achterover hangen en maar eens kijken wat men te vertellen heeft. Nee, de deelnemers, geen publiek, gaan meepraten!
Om te beginnen introduceren de drie expert-spreeksters zichzelf en maken ons en passant deelgenoot van wat zij van de opgave stationsgebied Meppel vinden: architecte Liesbeth van der Pol vindt het een leuke spannende opgave, ónze opgave. Zelf richtte ze Dok Architecten op, die gebouwen maken die emotioneren. En als je met je gebouw de emoties weet te raken, dan gaan mensen er van houden en als ze er van houden dan gaan ze ze beter ónderhouden.
Liesbeth van der Pol is een architecte met een enorme staat van dienst: voormalig Rijksbouwmeester, docent aan de Design Academy in Eindhoven -waar ze studenten in een rolstoel zette of een bril-met-was-op-de-glazen opzette om te ervaren hoe het is om een beperking te hebben- en ook een tijd supervisor van Schiphol.

Liesbeth van der Pol: “En dat doe je niet om ‘t vliegverkeer te regelen. Nee, je doet dat in het besef dat Nederland verschrikkelijk mooi, een waardevol water- en land-schap is en dat Schiphol daarin toch wel een bedreiging is. Net zoals stations.” Maar dan noemt ze de stations Ede-Wageningen en Driebergen-Zeist, die in haar ogen juist erg goed gelukt zijn. In beide gevallen wordt je direct bij het verlaten van het station verwelkomd door het landschap. Dus die stations hebben een identiteit die klopt met de plek.
Meppel kende ze niet, maar blijkt ze grondig bestudeerd te hebben. “Meppel ligt op het grensvlak van een heel waterrijk gebied enerzijds en zand anderzijds. Al die polders, die werden ingekaderd door allemaal rivieren. Weten jullie dat wel? Ben je je dat voldoende bewust? Echt indrukwekkend, de hoeveelheid rivieren, kanalen, vaarten en slootjes.
En dat is in de vorige eeuw flink misgegaan, Meppel is wijk na wijk gegroeid. Industrieterrein, parkeerterrein, alles moest. Maar het gevoel van wonen tussen rivieren, in een prachtig landschap, dat zijn we kwijt. Dat station, dat nu vernieuwd moet worden, ligt in een ongelooflijk mooie rivierbedding.

Anne Seghers, de tweede spreekster, is stedenbouwkundige en onderzoekster bij bureau Ruimtevolk. Hoewel hun kantoor in Utrecht is, werkt de organisatie vooral in en voor niet-Randstedelijke gebieden. In 2022 deed ze een onderzoek dat de titel Bestemming verrijkt meekreeg over hoe de mobiliteit in Overijssel te versterken, met de bedoeling om verder te kijken dan alleen die mobiliteit zelf, dus ook hoe die kan bijdragen aan de bredere ambitie van een dorp of kleine stad.
Dat betekent kijken niet alleen naar de betekenis voor de reiziger, maar ook die voor de bewoner. Samen met de gemeentes en de NS en ProRail. Daarvoor gebruikt ze het bestaande Knoop-Punt model van Bertolini (1999). Volgens dit model zijn bij optimaal functionerende stations de Knoop-waarde en de Plaats-waarde met elkaar in evenwicht.
Met dit model kan vooral de bestaande situatie van een station goed in beeld gebracht worden, want het is heel data-gedreven. Maar als je constateert dat een station ‘uit balans’ is, dan blijft de vraag wat je er aan kunt doen.
Stel dat de Plaats-waarde achterblijft, dan zou je de intensiteit daarvan moeten proberen op te schroeven. Maar voor kleine plaatsen is dat meestal geen optie. Wat wel kan is het verbeteren van de verblijfskwaliteit, en het faciliteren van doelgroepen. Dus goed kijken wie er precies van het station gebruik maken, of gebruik zouden kunnen gaan maken.

Vervolgens is het woord aan Ilse van den Brink, stedenbouwkundige bij architectenbureau De Zwarte Hond, vestiging Rotterdam. Zij heeft een tijd gewerkt aan de Verstedelijkingsstrategie van de regio Zwolle, met daarin o.a. een grote woningopgave.
De uitkomst was: bouwen waar mensen al zijn, dus in bestaand woongebied. En dat ook gebruiken als hefboom om aan andere grote opgaven te werken: zowel de mobiliteitsopgave als de economische. Dat leverde meerdere programma’s op, o.a. voor stationsomgevingen waaronder die van Meppel. En daarom kent ze Meppel steeds een stukje beter.
Nu wordt er gewerkt aan een concreter zg. Maatregelenboek, want er moet ruimte gemaakt worden voor klimaat en voor wonen, waarbij het station een belangrijke ‘knoop’ binnen de opgave vormt, ongeacht de maat van de gemeente.

De drie vragen, die steeds grotere kringen rond het station trekken:
1. Wat kan een station meer zijn dan een plek om in en uit te stappen?
De identiteit van Meppel
Liesbeth van der Pol: De vragen die we moeten voorleggen zijn: Hoe kan Meppel zich onderscheiden van andere stations? Hoe zorg je ervoor dat de identiteit die Meppel heeft, opnieuw relevant wordt? Wat kan zo’n splitsing (de beruchte ‘flessenhals’) daarin betekenen?
Kijk naar de gebruikers
Anne Seghers: door niet alleen te kijken naar het ruimtelijke maar ook naar de gebruikers. Welke mensen komen er en welke mensen zou je willen dat er kwamen? De auto is altijd makkelijk, dus wil je dat het station meer is dan de plek voor de student, de forens of de passant, dan moet je aan die knop draaien, zodat het ook een plek wordt waar de Meppelaar zelf wel eens komt.
Publieksplek, pleisterplek, verblijfsplek
Ilse van den Brink: Een station is altijd meer dan een in- en uitstapplek. Het is een publieksplek, waar bijvoorbeeld iemand wordt opgehaald, dus er is altijd interactie, er gebeurt iets sociaals. Het is ook altijd een pleisterplek: de meeste mensen moeten even wachten, dus je moet er ook verblijven. Het is ook altijd een stads- of een landschaps-entree. Het is dat allemaal, maar niet overal en altijd even goed. Als je station Meppel uitkomt, kom je gelijk bij de straat naar het centrum, dus dat is goed, al is het niet zo goed aangegeven.

Het verhaal van het Reestdal
José Martin vraagt of er Meppelers in de zaal zijn. Eva Beerling, zelf projectmanager gebiedsontwikkeling bij de gemeente Meppel, zegt: het is misschien een beetje vals spelen, maar (de rivier) de Reest loopt heel dichtbij het station, al zie je hem niet. En ook het Reest-dal ligt heel dichtbij, maar je kunt er vanaf het station niet komen. Het is geen samenhangend geheel, het vertelt geen verhaal. Het station zou een fijnere verblijfsplek moeten zijn, met veel meer kwaliteit: meer groen, meer overkappingen. Er is wel een prachtig gebouw, maar er mist iets.
Breng het waterknooppunt terug
Liesbeth van der Pol reageert: ik denk dat je daar de kern te pakken hebt. Het station ligt letterlijk op een steenworp afstand van de Reest en het Reestdal, terwijl die nu geen ruimtelijke betekenis hebben, terwijl ze dat historisch gezien juist wel hebben. Als je straks alle functionaliteiten uittekent, zorg dan daar eerst die landschappelijke betekenis, die waterlopen, onder te leggen en te kijken of dit opnieuw het waterknooppunt kan worden dat het ooit was. Want dat alleen al is een bezoek waard. Dan wordt het station een plek waar je speciaal naar toegaat.
Trek het landschap de stad in
Ilse van den Brink: ja, de entree van de stad kan beter aangegeven worden, maar station Meppel heeft ’t allemaal, al kan de kwaliteit flink omhoog. Bijvoorbeeld door het landschap de stad ‘in te trekken’ en het water weer herkenbaar te maken. En dan de fiets- en wandelroutes op een mooie manier en duidelijk aangeven: hoe kom ik bij het landschap, hoe kom ik bij het centrum.

Koester die splitsing
Liesbeth van der Pol: Sowieso heeft Meppel de naam van mooie Jugendstil-architectuur; het gaat om het oppakken van de aanwezige kenmerken, die zo goed zijn; om er met je nieuwbouw, die toch gaat komen, op aan te haken. Net als met dat landschap: haak aan op wat er in de basis onder ligt. Dan heb je veel eerder een eigen gezicht, en dat is belangrijk omdat je dan als bezoeker ergens heen gaat, niet zomaar stopt. Die splitsing (de flessenhals) die zat ook in het watersysteem. Meppel wás dus een, landschappelijk geordende, splitsing! Wees daar trots op! Beschouw die niet als hindermacht maar probeer een verhaal te beginnen vanuit wat je bent.
Strategische kanteling
Een deelnemer in de zaal: Meppel is niet heel groot, de afstand tussen station en centrum is eigenlijk vrij lang. Die zou je kunnen bekorten met meer natuur, groen, om het station heen. Kijk naar Assen, met zo’n onderdoorgang. Er is veel potentie, maar het hangt af van wat de NS van plan is. Daar haakt Anne Seghers op in: stations hebben het sleutelen aan de stationsomgeving aangegrepen om een strategische kanteling teweeg te brengen. Neem Tilburg: daar is aan de achterkant van het station een heel mooi, groen plein gemaakt, de bibliotheek is er naartoe verplaatst. Ze hebben de transformatie van de stationsomgeving gebruikt om een ander stuk stad aan te jagen. En dat heeft goed uitgepakt. Maar hier in Meppel moet je, als je achterom loopt, een soort brievenbus in! Liesbeth van der Pol: zo’n brievenbus, dat moet je zien te voorkomen; elke stationsonderdoorgang moet een toegevoegde waarde hebben.
Eva Beerling: achter het station ligt het Wilhelminapark, dat begrensd wordt door de Reest. Dan zou je van de oude hoofdingang wéér de hoofdingang moeten maken…
2. Is dit de beste plek voor het Meppeler station?
Het stationsgevoel
Liesbeth van der Pol: het is de enige plek die het ‘stationsgevoel’ al heeft. Wat de NS allemaal extra wil, behalve de splitsing oplossen ook rangeerterreinen, daarvoor moet je uitkijken, dat je dat op afstand houdt. Het zou voor de hand liggen om de splitsing verder naar buiten, naar het oosten te brengen en dan een deel van het landschap, inclusief de loop van de rivieren, naar binnen halen, de stad in. Maar de werkelijke stationslocatie moet verbonden zijn met het stationsgevoel.
Regionale hub
Ilse van den Brink vindt de vraag lastig. Waar ze veel mee werkt is het volgende schema: de middenstip is het station zelf, de mobiliteitsmachine waar overstap is tussen trein, bus, auto, fiets etc. De eerste cirkel is het stationskwartier: alles dat op loopafstand is. Daar valt het hele centrum van Meppel in. De rest van de stad, de hele bebouwde omgeving zit in de tweede cirkel, dat is fietsafstand, daarbuiten wordt het een beetje ver. Zo bekeken ligt het station op de juiste plek.

Maar vanuit de regio gezien, de 6 gemeentes uit haar Verstedelijkingsstrategie Zwolle, is station Meppel als een regionale hub te gebruiken, om station Zwolle te ontlasten, ook de parkeergelegenheid want reizigers nemen de auto tot Zwolle en gaan van daaruit verder met de trein. Laat de mensen uit de omstreken van Meppel met de auto naar station Meppel komen en vandaar met de trein naar Zwolle gaan. Nadeel: dan moeten er veel meer auto’s in Meppel bij het station parkeren. In dat geval zou het station beter meer naar buiten kunnen, bijvoorbeeld aan een weg die per auto makkelijk bereikbaar is. En daar een P&R-plek naast leggen. Maar voor je stad is het zonde. Je hebt liever die andere versie en dan inzetten op een echte aankomstplek waar vanuit je de stad of het landschap in gaat.
Alleen: die barrière…
Anne Seghers vindt het ook een moeilijke vraag, want het station ligt er immers al. Maar die barrièrewerking… wil je aan de oostkant stadsontwikkeling, zorg dan dat die barrière niet alles op slot zet. José Martin vraagt: is het wel een barrière? Liesbeth van der Pol: ja, het is een fysieke barrière en dat blijft het. De vraag is of dat erg is, Zie het meer als een centraal punt met van alles er omheen, en minder als een barrière.
Laat liggen waar het ligt
Liesbeth van der Pol hakt de knoop door: laat het station liggen waar het ligt en laat het weer stralen door het op te knappen. Zou je de splitsing van de sporen meer naar het noorden verleggen, dan krijg je ín die splitsing een groen-blauw gebied en dat is interessant want dat wordt nu buitengesloten. Als we dat naar ons toe zouden kunnen trekken heeft dat een meerwaarde voor de vergroening en vernatting van het centrum.
Een andere deelnemer: Ik woon in Meppel en voor mij is het prima zoals het is. Ik pak m’n koffer, parkeer bij het station en ben binnen 1,5 uur op Schiphol. Dus vanuit gebruikersgemak zou ik zeggen: hou het zo. Dat mis ik hier een beetje, er wordt vooral vanuit architectonische omgeving gekeken maar ik mis de reiziger, de Meppelaar, wat betekent het voor hem. Daar sluit de volgende en laatste vraag mooi op aan.
3. Is het station alleen van en voor Meppel?
Liesbeth van der Pol: Heel goed dat een inwoner van Meppel aangeeft dat het helemaal fantastisch is zo! Iedereen wil dat het op- en afstapje blijft waar het is. Maar het zou veel meer betekenis kunnen hebben als de stationsomgeving ook toegang biedt aan mensen uit de wat ruimere omgeving. Dat betekent: nadenken over parkeren en je openbaar vervoer, je buslijnen. Kortom wat wil je dat het meer is dan het nu is? Dan zal je er van alles aan toe moeten voegen, maar er ook qua uitstraling meer aan moeten doen. Meppel is nu niet een toeristisch attractiepunt, terwijl je de ingrediënten daarvoor wel hebt: in het landschappelijke. Als je dat weet te vermarkten… dus er kan, er moet ook andersom gedacht worden: welke mensen komen er naar Meppel.
Wie komt er naar Meppel?
Deelneemster in de zaal: Ik ben vanuit de Randstad hierheen verhuisd, maar werk daar nog wel. Ik woon in het buitengebied en kom met de auto naar station Meppel. Maar als ik daar vlak bij het station m’n auto neerzet denk ik wel eens: vanuit ruimtelijk perspectief is het wel een plek waar je ook iets anders, moois zou kunnen doen. Heel veel mensen uit het buitengebied gaan naar station Meppel, ’s ochtends om half acht staat het hier vol.
Anne Seghers: Dat is mooi om te horen. Als het station echt van betekenis is voor de regio, en dan niet alleen de gebruikswaarde maar ook de verblijfskwaliteit, dan geeft dat een goede onderhandelingspositie naar de betrokken partijen.

Mooie stationsomgeving
Anne Seghers: Het station moet natuurlijk gewoon functioneren, met al je parkeerplekken, de overstaproutes moeten in orde zijn. Maar het is heel prettig als je een binnenstad hebt die je levendig wilt houden en ook bezoekers aantrekken, dat die niet alleen met de auto komen. Een goed station is niet alleen een snel maar ook een aantrekkelijk alternatief voor de auto en daar hoort de stationsomgeving wel bij.
Loop- en fietsroutes naar het station
Ilse van den Brink: Als je de mensen uit de regio ook allemaal naar dit station krijgt, dan komen die met de auto en met de bus. Het station is dan een echte hub; in Meppel is het mogelijk op loopafstand van het station te parkeren met een mooie looproute naar het station. Maar ook een mooie fietsroute naar het station is belangrijk; het station moet een mooie omgeving hebben.
De dorpen rondom
Deelneemster: Het gaat ook over mobiliteitsvoorzieningen van dorpen, waar ook mensen zijn die geen auto hebben of te oud zijn om auto te rijden. Daar zou meer vanuit gedacht moeten worden: het gemak van mensen en welke rol het station daarin zou kunnen spelen. Bijvoorbeeld een kinderdagverblijf op het station en als de trein vertraging heeft dan blijven de leidsters wachten tot hij er is. Misschien zijn er meer van dit soort dingen.
Stip aan de horizon
Liesbeth van der Pol: Het is daarbij belangrijk dat je de stip aan de horizon houdt, zodat je de schoonheid van het eindresultaat met iedereen deelt, dat die bij iedereen in het hoofd komt. Want we kunnen het wel over de auto hebben als over een monster, maar als je ‘m in een beeldschone parkeergarage weet onder te brengen… dat vergt alleen heel goede architectuur, en een goede locatie. De bus is niet de vijand en de fiets de vriend, je zal voor alle onderdelen moeten zorgen dat de landing beeld- en beeldschoon is en voldoende ruimtelijke kwaliteit in zich heeft om het de moeite waard te maken om er naartoe te gaan. De NS zal niet verder denken dan de NS, maar jullie als stad, jullie zullen al die overige dingen in actie moeten brengen.
De wenslijstjes van de NS
Ilse van den Brink: Ja de NS maakt lijstjes en gaat daarmee naar de gemeente. Die moet dan zelf een heel mooi lijstje hebben van wat er allemaal in moet komen.
Deelnemer in de zaal: Ik hoor: stip aan de horizon, maar dat levert ook een waarde op en daar kun je aan rekenen. Dan kun je laten zien wat al die toegevoegde functies: een goede verbinding, een mooi station, waard zijn en wat het oplevert voor ook de keiharde economie van Meppel. Dan heb je een goed argument tegen de misschien wel dogmatische aanpak van NS en ProRail.
Anne Seghers: In onze gesprekken met NS en ProRail bleek dat het voor hen niet makkelijk is om ook naar de plek zelf te kijken, ze zijn erg sectoraal. Het denken over wat je als reiziger of als inwoner nodig hebt, zit niet in hun takenpakket. Mijn rol zit in het wakker schudden, het vormgeven van het kader van wat voor soort stationsomgeving het zou moeten zijn.
Kom uit die auto!
Anne Seghers: We moeten niet onderschatten hoe comfortabel de auto is. En als het in de toekomst geen stinkende machine meer is dan is die misschien juist wel superslim.
Liesbeth van der Pol: Hoeveel geld moet je uitgeven aan de sportschool en hoeveel stappen moet je doen om bij de bushalte te komen? De hoeveelheid beweging die je pakt in het ov is vele malen groter dan als je de auto pakt. Als je dat allemaal weer moet zien te revalideren in de sportschool…

De meet-up werd samengevat door spoken-word artieste Femke Torensma. Je moet erbij geweest zijn want als de woorden worden voorgedragen is zelfs een station poëtisch. Haar gesproken bijdrage is hier na te lezen.